Draagmoederschap,
een internationaal Verdrag? (Gepubliceerd op 22/09/2018)
De rechtspositie
van een kind dat geboren wordt uit draagmoederschap is vaak onzeker, omdat
regelgeving hieromtrent in ieder land verschillend is en er soms helemaal geen
regelgeving is.
Sommige landen
verbieden draagmoederschap (zoals Frankrijk), andere landen tolereren het onder
omstandigheden (zoals Nederland), maar hoe is dan bijvoorbeeld de afstamming
van het kind geregeld?
De Haagse
Conferentie voor Internationaal Privaatrecht onderzoekt sinds 2015 of het
wenselijk is een internationaal Verdrag op te stellen betreffende familierechtelijke
betrekkingen van het kind en draagmoederschap. Het Verdrag zou eventueel
bepalingen kunnen bevatten over erkenning van buitenlandse beslissingen over
draagmoederschap en vaststelling van het toepasselijk recht.
In Nederland is
er geen specifieke regelgeving over afstamming van kinderen geboren uit
draagmoederschap en zijn dus de reguliere bepalingen van het afstammingsrecht,
het gezagsrecht en het kinderbeschermingsrecht van toepassing. Daarna moet via
verschillende procedures het ouderschap overgedragen worden op de wensouders.
In Frankrijk is
draagmoederschap verboden (artikel 16-7 Code civil). Omdat
Franse gezinnen toch draagmoederovereenkomsten aangingen in het buitenland, is
belangrijke jurisprudentie ontstaan.
Na geboorte van
het kind in het buitenland, werd ter plekke een geboorteakte opgemaakt met de
naam van de biologische vader en de draagmoeder. Omdat het niet mogelijk bleek deze buitenlandse
akten in te schrijven in de registers van de Franse burgerlijke stand, kreeg
het kind geen door Frankrijk erkende familierechtelijke betrekking met de
biologische vader. Dit had natuurlijk consequenties voor de nationaliteit,
erfenis, etc. Het
kind werd het slachtoffer van deze situatie, terwijl de ouders de keuze hadden
gemaakt deze stap te nemen.
In belangrijke
uitspraken van 6 en 14 april 2011, 13
september 2013, 19 maart 2014, werd door het Franse Hof van cassatie iedere
familierechtelijke betrekking tussen de wensouders en het kind uitgesloten.
Frankrijk is daarna
meerdere keren door het Europese hof van de rechten van de mens veroordeeld
voor het niet respecteren van artikel 8, recht op respect van het privé- en
gezinsleven ( o.a. EHRM 26 juni 2014 Ménesson et Labassée c/Fr).
Na deze
veroordeling heeft een minieme ommekeer in de Franse jurisprudentie
plaatsgevonden (Cour de Cassation Ass Plen
3 juli 2015). Door deze uitspraak is het mogelijk geworden de buitenlandse
akte in te schrijven in de Franse registers van de burgerlijke stand als deze
voor wat betreft de vorm rechtsgeldig is volgens de normen van de staat waar de
akte opgesteld is en er geen sprake is van fraude of valse vermeldingen
(uitspraak gegrond op artikel 47 van de Code civil).
Hierdoor is de familierechtelijke betrekking met de biologische vader mogelijk
gemaakt.
Dit is nogmaals bevestigd door het Hof van cassatie op 29 november
2017. Een wet van 2016 heeft het mogelijk gemaakt een verzoek tot herziening
van een beslissing van het Hof van cassatie te doen. Het Hof heeft bevestigd
dat ouders die voor 3 juli 2015 hun gelijk niet hebben gekregen van deze
mogelijkheid gebruik kunnen maken (C. réexamen, 16
februari 2018).
4 recente
uitspraken van de Cour de Cassation van 5 juli 2017 hebben een reële ommekeer in
de jurisprudentie teweeg gebracht, door het mogelijk te maken voor de echtgenote
van de biologische vader om het kind te adopteren, als dit in het belang van
het kind is.
Dit betekent dat
ondanks het feit dat draagmoederschap in Frankrijk verboden is, het kind
geboren uit deze overeenkomst nu wel een familierechtelijke betrekking zal
hebben met de biologische vader door geboorte, en een familierechtelijke
betrekking met de echtgenote van de biologische vader door adoptie. De rechten
en belangen van het kind zijn hierdoor gerespecteerd.
Franse auteurs
vrezen echter dat een Verdrag van de Haagse Conferentie voor Internationaal
Privaatrecht (HCCH) het verbod op draagmoederschap zal reguleren en het Franse
verbod, dat al de facto gelegitimeerd wordt door de
Franse jurisprudentie (onder druk van het Europese Hof van de Rechten van de
Mens) nog zwakker zal maken.
Vooral als de
HCCH de methode van erkenning van in andere landen
ontstane situaties zal prevaleren, methode die de HCCH al eerder gebruikt
heeft. Franse gezinnen zouden zich hier dan op beroepen en gezien de positie
van de Franse jurisprudentie, zal het voldongen feit bekrachtigd worden door
dit Verdrag.
Een andere
mogelijkheid zou volgens de Franse auteurs een Verdrag zijn volgens het model
van het Haagse Verdrag inzake de bescherming van
kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke
adoptie. De Centrale autoriteiten zouden kunnen verifiëren of aan bepaalde
voorwaarden is voldaan. Artikel 4 van dit Verdrag biedt ook een interessante
mogelijkheid: adoptie kan niet plaatsvinden als het land waar het kind geboren
is adoptie niet toestaat. Hierdoor wordt de persoonlijke wet van de betrokken
partijen gerespecteerd en vindt er een coördinatie plaats tussen de
verschillende rechtssystemen. De fundamentele waarden van de ontvangende staat
zouden op deze manier veiliggesteld kunnen worden en de internationale
coördinatie zou een harmonieuze oplossing tot stand kunnen brengen.
Bronnen:
-
Artikel « Conflit de Lois – réflexions sur l’influence de la Conférence de
la Haye » Receuil Dalloz 6 september
2018, Carine Brière
-
HCCH : https://www.hcch.net/